‘Ja hallo, ik wil toch geen nat pak!
Je zult er echt zelf uit moeten klimmen.’

Karlijn staat tot haar middel in het water. Ze is erin gevallen toen ze slootje wilde springen.
Vorige keer was dat prima gelukt, toen ze het samen met haar grote neven deed. Maar Koen en Bram zijn er nu niet. Ze logeert alleen op de boerderij.

‘Het lukt me niet, mijn voeten zitten vastgekleefd in de modder!’
Karlijn klinkt wanhopig.
Ze ziet hoe de buurvrouw van de andere boerderij twijfelend de weg af kijkt.
En hoe ze met haar handen over haar rok gaat.
Als er steeds niemand aankomt zegt ze: ‘Ik ga je tante wel halen.’
Ze springt weer op haar fiets en rijdt weg.
En Karlijn blijft in haar eentje achter en kijkt de buurvrouw na.

Dan klinkt er het gesuis van banden,
een oranje stip in de verte komt dichterbij.
Het is de auto van de postbode.
Ze zwaait en zwaait en hij remt af.
De postbode stapt uit.

‘Meisje, wat doe je in de sloot?’
‘Ik kom er niet meer uit, mijn voeten zitten vast.’
De postbode kijkt heen en weer over de weg.
Maar dan springt hij het modderige water in.
Hij trekt Karlijn omhoog,
duwt haar tegen de kant op,
en klautert dan zelf ook naar boven.

‘Snel, de auto in, het is veel te koud.’
‘Maar dan wordt alles vies!’
‘Dat maken we wel weer schoon. Waar moet je wezen?’

Als ze op het erf van oom en tante
druppend uit de postauto stappen
komt de buurvrouw net met oom naar buiten.
En de postbode zegt: ‘Volgens mij, meneer, heb ik een pakje voor u!’

Meer verhalen lezen? Koop dan een van mijn verhalenbundels!