Pas toen er zandkorrels uit hun midden weg begonnen te vallen, realiseerden de andere korrels zich dat ze in een zandloper zaten. Wie die ooit had omgedraaid was niemand meer bekend. En ze hadden het steeds goed gehad samen, ieder op haar of zijn eigen plekje tussen de andere korrels. Met boven zich en onder zich zandkorrels zover je kijken kon. Zand, wat is zand? Stof is het, licht als de wind. Maar verbonden met elkaar voelden de korrels zich sterk. Ze waren ook sterk, want ze hielden elkaar vast.

Er glipte weleens een korrel doorheen die veel te vroeg viel. Voor zijn naasten een uitzonderlijk grote tragedie, voor andere was het een uitzondering die ze even schokte, waarna ze het leven weer hervatten. Het gewone leven waarin iedereen zijn plek had.

Ongemerkt zakten ze jaar na jaar naar onder in de zandloper. Er vielen korrels door het gat dat daaronder was. Tot de dag waarop de kring om de korrels heen plots smaller werd. Alsof ze in een trechter terecht waren gekomen. Boven hen was nog dezelfde hoeveelheid zand dat na hen kwam, maar onder hen werd het minder. En ook tussen hen in vielen gaten nu.
Het maakte ze bang van binnen. Of ook radeloos verdrietig. Omdat ze opeens inzagen dat het gat ook op hen wachtte. Of omdat er korrels vielen waaraan ze zeer waren gehecht.

Toen nam een van de zandkorrels in hun midden het woord. 
Hij zei: “Voor alles wat gebeurt is er een uur. Een tijd is er voor alles wat er is. Als ik naar mijn leven als korrel kijk, dan zie ik alle ervaringen die je maar kunt hebben. Ik heb gewonnen en verloren. Ik heb vriendschappen gekoesterd en relaties verbroken. Ik heb ruzie gezocht en vrede gesticht. Ik weet hoe het is om kind te zijn, en op te groeien. En alles, zo zie ik nu de wanden dichterbij komen, alles speelt zich af in de veilige ruimte van het glas van de zandloper. Die heeft ons bij elkaar gehouden en is nog om ons heen.
We worden door de zwaartekracht naar beneden getrokken, maar ik kan me niet voorstellen dat straks het beschermende glas zou zijn verdwenen. We vallen niet in het niets, dat kan toch niet? Er is toch een hand die de zandloper omdraaide? Die de korrels hun plek gaf? Ik heb jullie om me heen totdat ik val!’

Omdat zandkorrels niet zo spraakzaam zijn, was er niemand die hem antwoordde. Maar ze dachten er wel over na.

Er waren korrels die zich aan elkaar vasthielden tot ze vielen. Er was zand dat tot het moment van vallen deed of er niets aan de hand was. Er waren zandkorrels die uit alle macht probeerden omhoog te bewegen, terug in de tijd. En er waren er zoals die ene, die zich uitgesproken had, die zich gelaten of met overgave vallen lieten als het tijd was. Niemand wist van tevoren wanneer.

Daar liggen ze nu. Op de bodem van het zandloperglas. Nog door hetzelfde glas omgeven als zij die nog nietsvermoedend boven verblijven. Daar liggen ze rustig te wachten, tot ooit het glas weer zal worden omgedraaid.

Meer verhalen lezen? Koop dan mijn E-book