Krijn drukt zijn neus tegen het koude glas.
Daarachter in de verte zijn de bagagebanden.
Mensen pakken er koffers af met gekleurde riemen er omheen. En tassen met witte papiertjes aan de hengsels. Hij wijst ernaar.
Mama is op haar hurken naast hem komen zitten.
’Daar staat de naam van de mensen op,
en waar ze vandaan komen.
Dan kunnen ze ze niet kwijtraken bij het uitladen van het vliegtuig!’ zegt haar stem bij zijn oor.
Het is fijn haar wang tegen zijn wang te voelen.
‘Zie je hem al?’ vraagt ze. Krijn schudt nee.
‘Denk je dat je hem nog herkent?’ Krijn knikt.
‘Daar! Ik zie hem geloof ik!’
Mama klopt op het raam en wijst: ‘Kijk met die rode koffer.’
In de verte loopt inderdaad een man die een rode koffer achter zich aantrekt. Hij heeft een pet op.
Hij hoort het kloppen niet.
‘Kom we gaan naar de schuifdeuren.’
Mama staat vlug op en pakt Krijn bij de hand en trekt hem mee.
Bij de schuifdeuren is een hekje waar ze achter moeten wachten. Krijn wordt opgetild.
De man met de pet komt om het hoekje.
Hij kijkt naar mama en Krijn, zijn ogen worden blij en zijn mond zegt: ‘Dag lieverds!’
Over het hekje heen geeft hij mama een zoen,
met een arm om mama en een hand op de rug van Krijn.
Krijn duwt zijn gezicht in mama’s nek.
‘He kereltje van me!’ zegt de man tegen Krijn. Maar Krijn kijkt niet.
‘Laat hem maar even,’ zegt mama. ‘Een maand is ook wel erg lang.’
Ze rijden in de auto naar huis.
De rode koffer hebben ze achterin gezet.
Mama legt haar hand op het been van de man, en af en toe kijkt ze tijdens het rijden
opzij en dan zeggen ze wat en dan lacht ze.
Ze kijkt in het spiegeltje naar Krijn en zegt ‘Wat fijn hè, dat papa er weer is!’
Krijn knikt.
Meer verhalen lezen? Download gratis De Wind zoekt een stem, en koop mijn verhalenbundel Paradijsvogel!