Beer floot een deuntje terwijl hij door het bos liep.
Hij was op zoek naar honing en alleen het idee al maakte hem vrolijk.
Maar toen hij een uur gezocht had en nog geen honing had gevonden, floot hij niet meer. Alle bijennesten waren leeg.

‘Hoe moet dat nu, zo zonder honing?’ mompelde Beer bij zichzelf.
‘Hoe kan ik nu ooit nog gelukkig zijn?’

‘iiiiiiiiiii’
Een irritant geluid klonk bij zijn oor: het was Mug.
‘iiiiii de honing is op hè? Want je hebt overal gezocht, ik heb het gezien. Overal. Dat denk je tenminste, iiiiii!’
‘Weet jij dan nog een plek, Mug?’ vroeg Beer.
‘iiiiii ja hoor,’ zei Mug, ‘en jij weet dat diep van binnen ook.’
‘Diep van binnen?’
‘Precies! dat is de plek die ik bedoel, daar zit nog heel wat verstopt.’
‘Maar diep van binnen, in mijn buik daar zit alleen maar water uit de beek. En wat vissen ook. Maar geen honing!’ zei Beer, terwijl hij zijn buik bestudeerde. ‘Ik ben best vol, maar voel me leeg. Zo zonder honing.’

‘iiiiii vertel eens van de honing?’ vroeg Mug.
‘Nou, de lekkerste honing vind je hier in het bos. Dan hebben de bijen beetjes boombast gegeten, en bosbloemen. Dan proef je in hun goudkleurige honing tegelijkertijd zoetigheid en donkergroen mos. En dan droom je, met je mond vol honing, van de zon die door de bomen schijnt.’
‘iiiiii dus dat is wat je eigenlijk wilt’ vroeg Mug, ‘zoetigheid maar vooral het dromen van de bomen?’
‘Ja,’ zei Beer. ‘Pas dan kan ik gelukkig zijn.’
‘iiiiii maar -’
‘- Zoem niet zo in mijn oor!’ bromde Beer.
‘iiiiii o sorry,’ zei Mug. ‘Maar kijk nu eens om je heen. Waar ben je?’
‘Ik weet waar ik ben,’ zei Beer, ‘in het bos.’
‘En waar sta je nu op?’ vroeg Mug en liet daar per ongeluk toch weer een piepklein ‘iiiiii’-tje op volgen.
‘Op het mos,’ zei Beer.
‘Dus je staat in het bos, terwijl de zon schijnt, op het groene mos, te verlangen naar honing omdat honing je van mos en bomen laat dromen?’
‘Eh, ja!’ zei Beer.
En je zag aan zijn gezicht dat hij het begon te begrijpen…

Meer verhalen lezen? Koop dan mijn E-book