Het is herfst geworden. De blaadjes van de bomen hebben prachtige kleuren gekregen, geel, rood en bruin. Op de grond in het bos kun je kastanjes en beukennootjes vinden.

Zwaan geeft een feestje. Iedereen is uitgenodigd. Er zijn lichtjes, er is muziek en er zijn toespraken. De dieren zien er allemaal prachtig uit.

Aan het einde van het feest gaat Zwaan staan, kucht even en zegt: ‘Ik moet op reis. Het is een verre reis, helemaal naar de overkant van de oceaan. En als ik daar dan blijf, kom ik hier niet terug. Dus dit zou wel eens mijn afscheidsfeestje kunnen zijn.’

De dieren kijken elkaar geschrokken aan. Zwaan die weggaat, naar de overkant van de oceaan?

‘Maar Zwaan, we gaan je missen,’ zegt Hert.

‘Ja,’ zegt Das, ‘want de zon schittert altijd zo mooi op je veren.’

‘Enorm,’ zegt Vos, ‘want we dansen altijd zo fijn samen.’

‘Ik zal je missen,’ roepen ook andere dieren. ‘Ga niet!’

Plotseling is het niet zo feestelijk meer op het feest. Zwaan loopt snel naar de keuken en komt terug met allemaal pakjes, voor iedereen eentje. ‘Alsjeblieft, Konijn. Alsjeblieft, Olifant. Alsjeblieft, Vos. Alsjeblieft, Das. Alsjeblieft, Hert…’ Ze mogen het meteen openmaken. In elk pakje zit een prachtige, lange, witte zwanenveer.

‘Van mezelf,’ zegt Zwaan, ‘zodat jullie me niet zullen vergeten. En nu hup naar huis en naar bed allemaal. Ik vond het fijn dat je er was!’ Nog steeds geschrokken, maar toch ook een beetje blij gaan de dieren naar huis.

De volgende morgen is Zwaan vertrokken. Vos hangt de zwanenveer die hij heeft gekregen boven zijn bed. Das doet hem in haar lievelingslaatje. Maar Hert krijgt een lumineus idee. Ze breekt de bovenkant van een inktzwam af – je weet wel, zo’n witte paddenstoel waar van die zwarte inkt uitloopt, doopt het puntje van de veer erin en: tadaa! Nu is de veer een pen. Ze kan ermee schrijven. Ze schrijft een brief, zomaar, aan Das.

‘Lieve Das, mis jij Zwaan ook zo? Ik wel. Maar ik schrijf jou nu een brief met de veer die ik gekregen heb. Schrijf je terug? Hert.’

Das schrijft terug en schrijft daarna meteen een brief aan Vos en aan Olifant. En die schrijven weer brieven aan andere dieren in het bos.

Ze schrijven elkaar brieven over van alles. Een brief over het weer, over waar ze net aan moesten denken, over wat ze hebben meegemaakt die dag, of waar ze vannacht van droomden, of wat ze willen gaan doen. Soms schrijft iemand een brief zonder woorden omdat hij wel wilde schrijven maar niet weet wat hij moet zeggen.

En waar de brief dan ook over gaat, er staat altijd wel een zinnetje in als: ‘Weet je nog, toen Zwaan er nog was?’ Of: ‘Zwaan zou nu gezegd hebben…’ en dan komt er iets grappigs of moois over Zwaan.

En soms schrijft Hert, ik geloof dat zij het is, een brief naar Zwaan zelf. ‘Aan Zwaan, aan de overkant van de oceaan. Je bent er niet meer, maar je kunt vast wel bedenken wat we met je veren hebben gedaan. We schrijven brieven aan elkaar! Zo vergeten we je niet, en elkaar ook niet. Precies zoals je wilde denk ik. Zo is het gegaan.