‘Wil jij me de weg wijzen?’ vroeg de krokodil op een dag aan het nijlpaard.
‘De weg?’, zei het nijlpaard, ‘De weg waar naartoe?
Ik kan je de weg naar zee wijzen, dan moet je met de stroom mee die kant op. Ik kan je de weg naar de bergen wijzen: dan moet je tegen de stroom in zwemmen.’
Hij kuchte even.
‘Er is een weg naar het dorp dichtbij: dat is die oever op. En als je aan de andere kant het water uitgaat, is er ook een dorp maar dat is verder lopen. Ik hoef je niet te vragen of je de weg naar beneden kent hè, ouwe reus! Adem in en duiken maar!’
‘Ehm eigenlijk wil ik de weg naar boven weten’ zei de krokodil.
‘De weg wáár naartoe?’
‘Nou, naar boven…’
‘Waar is dat nou weer?’ zei het nijlpaard. ‘Hou je me voor de gek? Boven bestaat zeker niet hè! Ja dat moet wel, je houdt me voor de gek, haha, ouwe reus!’ En met veel vrolijke belletjes verdween het nijlpaard onder water.
De krokodil liet zich peinzend een eindje met de stroom mee drijven en zwom toen rustig weer terug. ‘Wat als het nijlpaard gelijk heeft,’ dacht hij, ‘en boven bestaat niet? Als boven niet bestaat, wie wijst me dan ooit de weg er naartoe?’
Meer verhalen lezen? Koop dan een van mijn verhalenbundels!