De keizer van het verre Hullekaar
Zocht hulp bij zijn tovenaar
Hij had zo’n steken in zijn heupen
Hij kon er nauwelijks van leupen
Na weer een nacht van pijnlijk dromen
liet hij de magiër dus komen.
‘Zo, wijze vrind, zeg jij het maar,
maak je een toverdrankje klaar?
Of schrijf je een speciale toverspreuk?
Want deze pijn is echt niet leukl’
‘Nee keizer,’ mompelde de tovenaar
‘uwe majesteit bekijkt het maar’
En toen de keizer hem niet goed verstond
Stampte hij drie keer op de grond
Dat ging de keizer echt te ver
Al was die tovenaar een superster
Dan nog kon hij hem toch wel helpen?
‘Rammel anders even met je toverschelpen
zwaai wat met je toverstaf!’
‘Nee keizer,’ zei de tovenaar nu luid.
‘Daar zie ik echt van af.’
Dit was de keizer echt te straf
Hij stapte woest uit bed en riep:
‘mijn heupen, haal nu weg mijn pijn,
of deze dag zal je laatste zijn!’
‘Oh keizer,’ zei de tovenaar
‘Verwacht u echt een groots gebaar?
Een hele bult magisch gedoe?
Daar bent u echt nog niet aan toe.
Volg gewoon mijn eenvoudige raad
dan zal het heel snel beter gaan:
doe voortaan als u de straat op gaat
iets warmers dan de kleren
van de keizer aan.
U zult weer soepel kunnen leupen,
en krijgt het stukken minder snel
op uw keizerlijke heupen.’