Het landschap

Lijnen in de geschiedenis…
Lijnen in de tijd…
Lijnen in mijn landschap, in mijn huid…

Ik ben hier al eeuwen, millennia aeonen. Was land en bodem van de zee. Was delta, moeras. Met op mij afwisselend vissen, en nesten en holen van insecten en amfibieën, vogels en dieren, op vier en twee poten.

Die tweepoters. Eerst waren het er weinig. Ik voelde hun rustige ritme van tijd tot tijd op mijn huid, als een hartenklop, ze trokken en rustten, ze jaagden en zochten.

Maar dat werd anders. En toen het eenmaal anders werd, ging het snel.

Ze jaagden en woonden. Ze bouwden en hakten. Trokken voren in mijn huid, wierpen wallen op tegen mijn buurvrouw het water, dreven kale boomstammen in mij omdat hun woningen wegzakten in het drassige moeras.

Het werden er meer en meer. Mensen. En zo groeide ik uit tot het hart van hun wereld. Zonder macht ze af te schudden. Ze kwamen en bleven en vermenigvuldigden zich.

Hoewel ze af en toe ook wisten in te krimpen. Het kermen van hun creperen resoneerde in mijn lagen. En was het niet de ziekte dan wel wapengekletter, van pijlen en bogen en ijzeren zwaarden tot donderdende musketten, kanonnen en granaten die altijd wel een lichaam openreten. Was het niet dat van henzelf, dan wel van mij.

En nu is er het voortdurende zoemen van vervoer, van ronkende motoren en machines en airco’s. Van dreunend heiwerk, en tuffende schepen door rivieren en vaarten. Van gierende motoren en slippende banden waarmee vliegtuigen loskomen van mijn huid of er weer op terugkeren.

Ik trek ze niet aan. Maar ik schud ze ook niet af. Ik verdraag ze. Wat kan ik anders.

De Linie

Het rampjaar 1672. Het lage land werd van alle kanten aangevallen. Chaos die naderhand maar 1 gedachte opriep: dit niet weer. 1 Strategie was sterk gebleken. Een lijn van het muiderslot tot slot Loevestein die onder water gezet kon worden. Een waterlinie…

Men leerde dus te spelen met Water. Hielden ze het eerst krampachtig buiten met dijken, nu lieten ze het welbewust binnen. In 1799, toen de Engelsen met de Russen aanvielen over zee, eerst Noord-Holland en later Walcheren bleken de dijken een gouden greep. Je prikte ze door, creëerde een strook nat land, ondergelopen, en trok je op de droogte terug. Laat de vijand maar waden, natte voeten, nat kruit, een schietschijf.

Zonder de koningen, zonder de Willems was ik er niet geweest. Zonder de Fransen was de koning er niet geweest. Willem 1, koning van het koninkrijk der Verenigde Nederlanden vanaf 1815.

Hij regeerde bij decreet, zette de regering buitenspel door begrotingen een looptijd van 10 jaar te geven. Alleen daardoor kon hij de regentenmentaliteit omzeilen en waterwegen aanleggen door meerdere gewesten en een wegennet dat alle belangrijke steden met elkaar verbond.

En ook mij legde hij aan. Van Muiden tot de Biesbosch. Met het trauma van het rampjaar nog in het achterhoofd: de dreiging uit het Oosten moest worden geweerd. En met het besef dat als Holland viel, Nederland viel. Een lijn van versterkingen op verhogingen en een ingenieus systeem van molens, kanalen en sluizen. Om land onder water te zetten. Inundatie noemt men dat. Een laag water te diep om makkelijk te doorwaden, en te ondiep om te bevaren. Wie het wel probeert krijgt natte voeten, strompelt door de natte bodem en is een lopend doelwit.

Ik ben niet zomaar een linie. Ik ben de Nieuwe Hollandse waterlinie. Een uitbreiding van de oude. Loop van Muiden tot de Biesbosch. En gaf de Hollanders sinds mijn aanleg die in 1815 begon een veilig gevoel.

Maar de gedachten over veiligheid veranderden. De Belgen scheidden zich af van de Nederlanden. En de nieuwe koning, Willem de tweede, die van die sigaren weet u wel, liet zijn oog vallen op het gebied rond Amsterdam. Daar zou een leger zich terug kunnen trekken, een wijkplaats vinden, hergroeperen om vervolgens weer over mij, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, ten strijde te trekken.

Het plan ontstond om mij uit te breiden met een ring, een ring van water rond de hoofdstad Amsterdam.

En toen de Pruisen in 1870 en 1871 een verbluffend staaltje nieuwe oorlogvoering lieten zien in hun strijd met de Fransen, was de kogel door de kerk. En het besluit snel genomen. Als ik, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, onverhoopt toch overschreden zou worden door een vijand, zou het leger zich terugtrekken achter de stelling van Amsterdam.

Bij wet werd besloten dat er een harnas rond de hoofdstad zou komen, een ring van de modernste forten van Muiden via Aalsmeer en Hoofddorp langs Haarlem en Krommenie tot Edam. Aan de rechterkant water, aan de linkerkant tussen de forten inundatiegebied.

Ik, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, kreeg dus een kroon, een ring, een ronde tweelingzus. Het was wel even een bevalling. Maar na aanvang in 1880 was de Stelling van Amsterdam in 1920 gereed.

Het Fort

En ik, fort Vijfhuizen, ben aangelegd volgens de oudste tekeningen uit 1879. Samen met mijn zusterforten omring ik het Reduit… het toevluchtsoord rond Amsterdam. Je hoort de inspiratie van de Franse Maginotlinie in de benaming doorklinken.

Die hoor je ook in wat ik bewaak. Twee accessen. Ja, de mensen zijn zo stom geweest om met de aanleg van hun spoorlijnen geen rekening te houden met het militair belang, en de spoorwegen zijn altijd essentieel geweest voor de troepenverplaatsingen, dus de spoorlijn mocht niet onder water komen te staan. Belangrijke toegangswegen en waterwegen mochten ook niet beschadigd raken. Op alle plaatsen waar de ring van water onderbroken moest worden werden forten gebouwd.

Een megaoperatie. Inundatiegebieden, forten, batterijen, dammen, sluizen, kanalen, duikers, kaden, wegen, magazijnen, kruitfabrieken, kazernes en beplanting… alles om de stelling in stelling te brengen, soldaten te herbergen en reduit Amsterdam veilig te houden.

Ik bewaak sindsdien het acces van de Spieringweg en de ringvaart van de Haarlemmermeer. Met twee grachten, vanwege een hogere strook land. Met even verderop een voorstelling om terugtrekkende troepen dekking te geven. Een van de oudste bouwwerken van gewapend beton ter wereld.

Nodig was ik in de Eerste Wereldoorlog. Want een land kan alleen neutraal blijven als er spierballen zijn om mee te rollen. Ik werd bewoond door 300 man. Woningen uit 1890 en 1910 zijn nog op mijn terrein aanwezig. Net als de unieke stalen genie-bergloods uit 1897 trouwens, maar daarover later meer.

De manschappen zetten de gracht vol water uit de Ringvaart. Bemanden de 22 kanonnen. In de boomkwekerij hiernaast werd geëxperimenteerd met begroeiing. Want die kon de contouren van het fort aan het oog onttrekken, en kazematten en geschutskoepels onzichtbaar maken voor de gretige vuurmonden van de vijand.

Ik bleef buiten de oorlog, maar had er wel last van. Ik werd namelijk minder nuttig. Forten pasten niet meer in de moderne oorlogvoering met vliegtuigen, loopgraven, snelle troepenbewegingen en gifgas en tanks.

De soldaten die mij bewoonden hebben geen oorlog gezien in die jaren. En ook de twintig jaar erna niet. Het gebied rond mij werd keurig leeg gehouden. Een strook van 300 meter waar enkel houten gebouwen van maximaal 40 m2 oppervlak mochten staan. Zodat ze makkelijk verbrand zouden kunnen worden. En daaromheen nog een ring van 600 meter waar alleen houten huizen mochten staan, op stenen fundament.

En toen kwam opnieuw de dreiging uit het oosten… in 1939 werd duidelijk wat de opvolgers van de Pruisen met hun bombardementen op de hoofdstad van Polen teweegbrachten. De regering was niet veilig daar. Ik werd aangewezen als algemeen hoofdkwartier. Zou misschien de koningin wel huisvesten! Maar zover is het niet gekomen. De Grebbelinie bewees zijn kracht, maar de dreiging van bombardementen leidden tot overgave.

De bezetters verwijderden mijn verouderde kanonnen en smolten ze om tot nieuw wapentuig. Ik werd opslagplek voor materieel en manschappen. Het zijn de Duitsers geweest die in 1944 de waterlinie inundeerden… en zo een snelle bevrijding van Holland voorkwamen.

Vandaag de dag ben ik werelderfgoed, samen met de stelling van Amsterdam en de hele Nieuwe Hollandse Waterlinie. En ik ben aangewezen tot kunstfort. Ateliers, tentoonstellingen, met sinds april een nieuwe begeesterde directeur. Ik blijf in stelling maar niet meer om Amsterdam te verdedigen, die tijd is voorbij.

Kunst is het nieuwe reduit, de nieuwe plek om je op terug te trekken. Kunst verbeeldt andere manieren van leven, haakt aan op oude waarden van gelijkwaardigheid en duurzaamheid. Hopelijk nemen mensen die waarden vanuit hier weer mee de wereld in. Ze zijn het verdedigen waard. Dan ben ik niet nutteloos gebouwd.

De soldaat

We lagen hier gelegerd. Klaar om te vechten als de vijand onze neutraliteit zou doorbreken. Twee jaar onder de wapenen van 1914 tot 1916. Wij hier in dit donkere vochtige fort… en dan te bedenken dat anderen in het Concertgebouw kwartier maakten…

We oefenden oorlog. We verplaatsten materieel. We pleegden onderhoud. En we verveelden ons.

Die verveling was een grote vijand. Leraren gaven les, er werd geschilderd, gevoetbald, gezwommen en vast veel gekaart. Boeken en kranten werden voor ons ingezameld. En af en toe konden we uit dansen. Maar de meesten van ons waren 30, en hadden een leven. Waar je tenminste fatsoenlijk te eten had.

Godzijdank was het in 1916 tijd voor verlof. Je kunt nog een spoor van ons vinden in Lokaal 12 hier in het gebouw. Weet je wat ze daar op de muur hebben geschreven?

“Die drinkt bederft, die niet drinkt sterft. Beter gedronken en bedorven… dan niet gedronken en gestorven.”

Daarom: Proost!