‘Aap, aap kom je mee, lekker in de palmbomen klimmen?’
Muis vraagt het toch maar weer eens.
Want palmboompje klimmen is het leukste wat er is!

Aap zegt: ‘Nee! Palmboomklimmen is stom, ik wil niet!’

Zo heeft hij altijd wel wat als ze het aan hem vragen.
Nu zegt hij ik wil niet.

Vorige keer was het: ik kan niet.
‘Ik kan niet want ik heb pijn in mijn handen.’

Daarvoor was het: ik wil niet
‘want ik heb zo’n hekel aan de geur van noten.’

En weer daarvoor was het: ik kan niet
‘want mijn moeder wil niet dat ik klim met mijn nieuwe broek aan.’

Elke keer zegt hij weer wat anders.

Nu dus is het dus: ‘Palmboomklimmen is stom.’

Muis wordt nu een beetje boos.

‘Ik wil samen met jou spelen,
en de andere kinderen ook. Maar wij willen die palmboom in.
Wij vinden dat hartstikke leuk.

Maar jij zit steeds beneden met een mopperig gezicht.
Dat vinden we niet leuk!
Je doet dus gewoon mee!’

– ‘Ja maar ik wil_’

‘Je doet dus gewoon mee!’

Muis begint harder te praten.
Aap ook.

– ‘Ja maar ik kan_’
‘Je kan best, hup, opstaan!’

– ‘Ja maar ik mag_ ‘
‘Natuurlijk mag je wel klimmen, smoesjes zijn het!’

– ‘Ja maar ik…’
Omdat aap het plotseling zachtjes zegt,
houdt muis haar mond.

‘… ik durf niet! IK DURF NIET!’

Het ‘durf niet’ rolt over het palmenstrand naar het oerwoud,
en wordt daar herhaald door de papegaaien in de bomen tot het
een grote kakafonie van durf niets is.

‘Ik ben bang dat ik val. Ik heb het 5 keer geprobeerd.
Wel 5 keer! En elke keer ben ik gevallen.

Ik kan het dus niet. Ik durf niet. Stomme rotpalmboom!’

‘Hè,’ zegt muis, ‘dat wist ik niet. Het is toch helemaal niet erg dat je iets niet durft?
Weet je wat: we gaan je helpen.’

Ze maakt met de anderen een tuigje van bananenbladeren en touwen van lianen en ze leggen hopen zachte bladeren onder de palmboom.

Dan klimpt Aap, veilig hangend in het tuigje, soms een beetje opgehesen door de anderen en aangemoedigd door muis, de boom in.

‘Zie je wel dat je het kunt,’ zegt muis als ze samen boven in de palmboom van het uitzicht genieten.

‘Ja,’ zegt aap! ‘Ja!’
Hij is heel blij.

Maar dan kijkt hij bezorgd en zegt zachtjes: ‘Ik weet alleen niet of ik ook weer naar beneden durf!’