‘De afspraak is: wie het antwoord weet mag het meteen zeggen!’

Het is de derde zondagavond: de maandelijkse raadselavond bij Leeuw.

Specht, Snoek, Merel, Eekhoorn en Leeuw zitten bij elkaar. De glaasjes ranja zijn ingeschonken. Iedereen heeft een bakje chips.

Snoek vertelt het eerste raadsel: 

‘Heb je weer eens in het water gespat
gezwommen, gesurft, in de douche, in het bad?
Dan raak je kledder tot achter je ogen.
Maar wat wordt er nat, juist door te drogen?’

‘Ik weet ‘m, ik weet ‘m!’ roept Leeuw: ‘een handdoek!’

‘Dat antwoord is… goed!’ blubt Snoek

‘Ik wist hem ook,’ zegt Specht, ‘hij riep alleen sneller.’ Leeuw kijkt een beetje verontschuldigend naar haar.

Eekhoorn kucht even en piept dan:

‘Het is dit ding dat graag je nieuwsgierigheid stilt,
Hij vertelt altijd de waarheid, ook als je dat niet wilt,
maar zonder te spreken, want hij is doodstil.’

‘Ik weet ‘m, ik weet ‘m!’, roept Leeuw, ‘een spiegel!’

‘Oh ja, leg eens uit dan,’ zegt Specht, ‘want ik snap hem niet.’

Leeuw bloost en zegt: ‘Je spiegelbeeld laat altijd zien hoe je er echt uitziet, dus vertelt de spiegel altijd de waarheid. Maar hij praat natuurlijk niet.’

‘Klopt!’ zegt Eekhoorn.

‘Hmmm… ik vind hem wat vergezocht,’ zegt Specht, maar Merel gaat alweer:

’Ik ben een donker wezen en reis steeds met je mee
soms voor je uit, soms achter je aan,
soms aan je zij. Over de weg en over de zee,
maar niet in de lucht, en ’s nachts mis je mij.’

Het is even stil. Specht denkt, en denkt, en denkt, terwijl Leeuw naar haar kijkt en op zijn lip bijt en uiteindelijk toch zegt: ‘Mag ik ‘m zeggen dan? Het is volgens mij je schaduw.’

Wauw. Leeuw is echt goed in raadsels vanavond.

Hij wil vooral graag dat Specht dat ziet.

‘Ik ga maar naar huis,’ zegt Specht. ‘Ik weet er geen een vanavond. Niet leuk.’

‘Wacht!’ zegt Leeuw. ‘Dan krijg je er nu eentje. Ik heb hem zelf verzonnen speciaal voor jou dus doe ik niet mee en de rest ook niet. Specht, let op!

‘Het voelt enorm groot, al is het maar klein,
Hoe kan het toch zo ingewikkeld zijn?
Het kost je je nachtrust, het kost je je kop,
en je lost het alleen met een ander op.’

‘Klinkt simpel,’ zegt Specht, ‘laat me even nadenken.’
Ze denkt, en denkt, en denkt… 

De anderen eten een chipje en wachten rustig af.

‘Weet je het al?’ vraagt Leeuw na een tijdje.
‘Ssssst! Ik denk dat ze hem bijna weet! zegt Eekhoorn.
‘Groot, klein… ingewikkeld…’ mompelt Specht.

‘Zal ik het verklappen?’ vraagt Leeuw.
‘Nee!’ zegt Specht, ‘Ik ben heus ook heel goed in raadsels hoor!’

‘Nu wachten we wel heel lang,’ zegt Snoek, ‘volgens mij moeten we de volgende keer maar een kookwekker zetten. Vijf minuten denktijd en anders verklappen.’

‘Nee!’ zegt Specht. ‘Ik ben heus heel goed in raadsels! Het is, het is een sneeuwbal! Want die voelt eerst groot en dan smelt hij en dan voelt hij klein.’

‘Goed bedacht, goed bedacht, ‘zegt Leeuw, ‘maar… van een sneeuwbal lig je toch niet wakker ’s nachts?’

‘Oh nee,’ zegt Specht. ‘Is het vuurwerk dan? Als dat knalt ligt je wakker ’s nachts! Dat kost je je nachtrust.’ 

Maar het is geen vuurwerk.
Het is ook geen mug. Geen muziek op de radio.
Niet de zee.

Alles wat Specht raadt, is het niet. Maar de anderen mogen haar niet helpen.
De hele avond raadt ze het antwoord niet. Als ze vertrekt zegt ze bij de deur tegen Leeuw:
’Dit is jouw raadsel voor mij, en ik wil het zelf oplossen! Je hoort het wel als ik een antwoord heb.’

De volgende morgen vroeg staat Specht bij Eekhoorn op de stoep. ‘Ik heb er de hele nacht niet van geslapen. Ik wil het zo graag oplossen! Zo ingewikkeld kan het toch niet zijn, zo’n klein raadsel?’

‘Hmmm…’ zegt Eekhoorn peinzend. Hoe ging het raadsel ook alweer?’

‘Het voelt enorm groot, al is het maar klein,
Hoe kan het toch zo ingewikkeld zijn?
Het kost je je nachtrust, het kost je je kop,
en je lost het alleen met een ander op.’

‘Haha, ja!’ zegt Eekhoorn, ‘en herhaal nu eens wat je net tegen me zei?’ 

‘Dat ik er niet van heb geslapen. Dat ik het zo graag wil oplossen. Dat het toch niet zo ingewikkeld kan zijn, zo’n klein raadsel…’

‘Hoor je wat je zegt?’ zegt Eekhoorn.
Dan krijgt Specht grote ogen, haar mond valt open, en zegt ze: ‘natuurlijk!’

Trots zit Specht die middag aan tafel bij Leeuw. De anderen zijn er ook. 

‘Ik weet het antwoord! Het antwoord op jouw raadsel is: dit raadsel!’

‘Het voelt enorm groot, al is het maar klein,
Hoe kan het toch zo ingewikkeld zijn?
Het kost je je nachtrust, het kost je je kop,
en je lost het alleen met een ander op.’

‘Ik kon niet slapen van je raadsel. Terwijl ik wist dat het maar een raadsel was. En Eekhoorn hielp me het op te lossen.’

‘Oh,’ stamelt Leeuw, ‘wat, ehm, grappig. Ja dat antwoord is óók goed. Het kan inderdaad een raadsel zijn! Gefeliciteerd! Goed gedaan!’ Hij wil Specht een felicitatiezoen geven maar ze is alweer aan het praten met Eekhoorn.

Terwijl die twee zitten te kletsen buigt Snoek zich opzij naar Leeuw en vraagt zachtjes: ‘Welk antwoord had jij dan bedacht? Als het niet een raadsel was?’

‘De liefde’ zegt Leeuw. ‘Maar das eigenlijk hetzelfde, toch?’