‘Ik hou van jou. Ik hou van jou. Ik hou van jou.’
Krekel zegt deze woorden terwijl hij zijn haar kamt voor de spiegel.
‘Doe ik het zo goed?’
Sprinkhaan zit op de wc met de klep naar beneden en knikt.
‘Je moet wel diep in de ogen kijken als je het zegt.’
‘Voel je iets?’ vraagt Sprinkhaan.
Krekel kijkt zo diep in de ogen van zijn spiegelbeeld dat hij er duizelig van wordt.
‘Ik word er duizelig van.’
‘Duizelig,’ zegt Sprinkhaan, ‘Nu al hè, kun je nagaan hoe het je voelt als je het zegt tegen iemand die niet op jou lijkt. Ga nog maar even door.’
‘Ik hou van jou. Ik hou van jou. Ik hou van jou.’
Krekel laat de kam zakken en draait zich om naar Sprinkhaan. ‘Wanneer heb ik eigenlijk genoeg geoefend? Als ik niet meer duizelig word?’
‘Nee joh,’ zegt Sprinkhaan. ‘Je hebt genoeg geoefend als je het kan blijven zeggen ondanks dat het je duizelig maakt.’